Theo Heuzen is MTR-veteraan (hij deed maarliefst 19 maal mee). Speciaal voor debutanten schreef hij een rijtje tips en trucs.
De MTR: een speciale tijdrit: 122,55 kilometer in de Flevopolder, vrijwel vlak, en met slechts een paar bochten. Een speciale tijdrit met een heel speciale magie. Een tijdrit die ook wat speciale voorbereiding kan gebruiken. Hieronder de eerste van een aantal tips en trucs om een mooie MTR te rijden:
Tenzij je (semi)professional bent, hoef je niet te trainen om de duur van ca. driëeneenhalf uur aan te kunnen. Dat duurvermogen haal je uit je gewone trainingen, cyclos, weekenden enz. Je hebt misschien in de vakantie flink in de bergen gefietst. Volgende week ga je mee naar Limburg en de echte helden rijden nog even in 48 uur van Amsterdam naar Parijs. Met het vermogen dat je daarin hebt opgebouwd kan je de MTR rijden. Maar je moet dat duurvermogen wel omzetten in het rijden in een polder waarbij je vrijwel constant in één houding zit. Je staat er verbaasd over hoe vaak je in andere lange ritten even van houding wisselt, even de benen een beetje stil houdt. Het gebeurt niet vaak dat je langer dan 10 minuten in exact dezelfde houding met exact dezelfde druk rijdt. Het valt niet mee een geschikte weg daarvoor te vinden, maar behalve het parkoers in de Flevopolder zelf vind ik zelf het Amsterdam-Rijnkanaal heel geschikt. Maar er zijn er meer.
Op een enkele held na zet iedereen een ligstuur op zijn/haar fiets. Omdat je drie à vier uur in precies dezelfde houding zit, ga je lokaal problemen krijgen. Met name door de hoek tussen bovenbeen en romp die kleiner is dan in de normale houding. Dat levert op de duur lokale pijntjes op. Zo kunnen de aanhechtingen onder in de rug en billen op den duur knap pijn gaan doen. Zitvlak. Ook nek en schouders kunnen flink last geven. Daarom is het belangrijk op tijd zo nu en dan met het ligstuur te oefenen. Daarnaast moet je ook niet te diep willen zitten. Diepzitten is aerodynamisch beter, maar op 122,55 kilometer moet je ook je comfort zoeken.
De MTR lijkt wat dat betreft wel op een marathon hardlopen. Ergens aan de achterkant van de rit/loop verandert het karakter ervan. Bij de marathon heeft dat met energie(systemen) te maken. Na de 35 kilometer kom je in de overgang van koolhydraatverbranding naar vetverbranding. Bij de MTR is de overgang na zon beetje 80 kilometer. Dan gaan de lokale pijntjes vanwege de houding sterker opspelen.
Zorg dat je fiets goed gesmeerd is. De aandrijving zorgt (mits goed gesmeerd) voor zon vijf tot tien procent van de totale weerstand, wat veel hoger wordt als de boel piept en kraakt. Daar kun je dus ook nog wat op winnen. En pomp de banden goed op. Normaal doe je voor iedere tien kg lichaamsgewicht ongeveer één bar lucht in de bandjes om niet al te veel te gaan stuiteren (verlies aandrijvingskracht), maar aangezien we op prima asfalt (afgezien van een strook van zon vier kilometer in de zuidwesthoek van het vierkant) rijden kan er wel wat meer in. Scheelt weer rolweerstand.
Veel en voldoende eten van te voren. Het echte kolhydraten stapelen tot het je neus uitkomt is onzin. De dag ervoor gewoon lekker veel eten. Zowel vetten als kolhydraten. De ochtend voor de start een uur of vier van te voren beginnen met eten en drinken. Maar ook op tijd stoppen met eten en drinken om onderweg geen last van een volle maag of blaas te hebben. Dat is individueel heel verschillend. Sommigen eten en drinken tot kort voor de wedstrijd. Anderen stoppen met eten en drinken drie uur vóór de wedstrijd. En beginnen dan wel een kwartiertje na de start al te eten/drinken.
Onderweg is vloeibaar voedsel vaak makkelijker te verteren, maar je moet wel een paar keer oefenen met vloeibaar eten en kijken welke smaak en welke dosering voor jou het beste werkt. De een reageert op de verschillende merken en soorten anders dan de ander. Je kan ook je eigen mengsel maken.
Er is tijdens de tijdrit twee keer de mogelijkheid voor een ravitaillering. Dus je kan onderweg je nog van alles laten aangeven.
Gebruik een goede strakke fietsbroek. Een likje vaseline hier en daar tegen het schuren. Door de iets lagere houding zit je iets anders op je zadel dan normaal.
Let goed op de weersvoorspelling. Eind september kan het zowel zomers als winters zijn. Je rijdt in een minder hoog tempo dan in een korte tijdrit. Voor sommigen betekent dat dat ze minder warm worden en op de lange duur het wat koud krijgen. Voor anderen betekent de lange duur dat ze moeite hebben om voldoende warmte kwijt te raken. Weet of je beter tegen iets te koud of iets te warm kan. Denk bij slecht weer aan overschoenen. Als het koud en nat is zijn warme voeten heel lekker.
De avond tevoren mag je het lekker easy doen. Niks geen ingewikkelde mentale voorbereiding. Niets is zo lekker als te weten dat je toch niets meer kan doen dan lekker te luieren.
Als we starten met tegenwind moet je iets fanatieker inrijden, bij start voordewind geldt voor de meeste van ons stervelingen: inrijden tijdens de wedstrijd.
De eerste ronde moet relatief makkelijk gaan. Pas in de tweede ronde ga je wat meer druk geven en in de derde ronde begint het pas echt. Gebruik de weinige gelegenheden, die er zijn tijdens de rit om je rug te strekken en je benen even rust te geven. Ook in het begin wanneer je je nog sterk voelt.
Maak van de grote stukken kleine stukjes, dan is het niet zo saai. Als je goed kijkt is het ook niet saai. Er zijn heel veel verschillende meters. Is er wind dan kan je heel licht intervallen. Je probeert tegenwind iets strakker te rijden en dan kan je voor de wind ietsje rust nemen. Windstil weer is het lastigst.
Monitor je lichaamssignalen. Je kan dat mede doen met een hartslagmeter. Maar dan moet je daar wel al mee geoefend hebben. Weet wat het specifieke van een wedstrijdsituatie met je (hartslag) doet. Soms is de hartslag in het begin erg hoog en denk je dat je rustiger moet gaan rijden, terwijl het een kwestie is van een kwartiertje tijd om de wedstrijdspanning te laten normaliseren.
Neem je adembeweging waar, voel de voortbewegingsspieren, voel je houdingsspieren/pezen/botten. Alle signalen mogen langzaam van het groen naar het rood. Maar graag wel allemaal tegelijk. Dissocieer jezelf van die gevoelens. Laat pijn en vermoeidheid je stemming niet negatief beïnvloeden. Kijk er naar, zie ze als de meters op het dashboard van auto en gebruik ze als stuurinformatie: Dit signaal in het begin/midden/eind van de wedstrijd betekent dat ik een beetje harder, een beetje zachter moet gaan, iets andere houding aannemen, enzovoorts.
Eten en drinken doe je minder op gevoel. Dan ben je namelijk te laat. Dit doe je op planning. Je moet er aan denken. Begin dus op tijd.
Het mooie van de MTR is dat met name in het begin je zo moet rijden, dat het lekker gaat. Want je rijdt nog niet op de limiet. Geniet ervan, dat is mooi meegenomen.
Weet dat er een moment komt dat je het echt niet meer leuk vindt. Bereid je daarop voor. Dan kan je dat moment met een grijns verwelkomen: het gaat dan namelijk goed. (als dat eind van de tweede/begin de derde ronde het geval is.) Als je het de volledige afstand leuk vindt, ben je niet goed bezig. Het leuke is om het goed te doen, het is niet goed om het alleen maar leuk te hebben, zei de calvinistische sportfilosoof.
Voor de filosofisch briljante gedachte dat de MTR in feite onbelangrijk is, hoef je niet eerst twee ronden te rijden. Dat kan je ook zo wel bedenken. Maar laat die gedachte geen psychologische ontsnapping geven.
Dont let your mind trick you, maar trick je mindset zelf. Dat is een van de aardige aspecten van het spelletje. Elke gedachte en elk gevoel probeer je om te zetten in voorwaartse snelheid. Gemiddeld denkt/voelt een mens tweederde van de tijd aan chagrijnige zaken. (Je bent dus niet de enige). Dat komt mooi uit voor met name de laatste ronde.
Denk aan een ruzie met een vriend(in), een waardeloze chef, gedoe met je studie. Whatever. Als je er maar energie uit put. Zo kan je met de MTR ook nog eens een therapie uitsparen. Voor sommigen help de Cruijfiaanse gedachte: hoe harder je rijdt, hoe sneller je ervan bent.